Architect industrieel monument Adelaar Wormerveer
De renovatie omvatte meer dan het herstellen van de uiterlijke verschijningsvorm. Kenmerkend voor bijvoorbeeld de voormalige zeepziederij De Adelaar van de firma Dekker zijn natuurlijk de markante watertoren en de statige adelaar op het dak van de uitkragende opbouw. Het hoogwaterreservoir van de sprinklerinstallatie is helaas niet meer aanwezig. Je moet, aldus Jan Zijlstra, ook kijken naar hetgeen nog in het gebouw aanwezig is: fabrieksspecifieke elementen die herinneren aan de functie die het gebouw vroeger had. Dat betekent dat je bij herbestemming voor de keuze staat wat je wel en wat je niet wilt bewaren.
Sommige dingen sneuvelen: ze blijken eenvoudigweg niet inpasbaar, staan de herbestemming in de weg. Ook het opnieuw ingerichte gebouw moet kunnen functioneren! Toch was hij, wanneer het stalen hoogwaterreservoir er nog in had gezeten, de discussie met de opdrachtgevers aangegaan en had hij zich sterk gemaakt voor het behoud ervan.
‘Ook ín de Adelaar moet je ervaren dat je je in een historisch gebouw bevindt. Of anders gezegd: als je in het gebouw bent, moet je, als het kan tegelijkertijd de buitenkant kunnen ervaren’. Hij pleit voor een wisselwerking tussen historische buiten- en binnenkant en geeft als voorbeeld een voormalige brouwerij waarin een café werd gevestigd: één van vier de koperen ketels bleef behouden en maakt op een harmonische wijze deel uit van het interieur.
De Adelaar werd ontmanteld: het waterreservoir is verdwenen, evenals de hellende stalen torens met de kabelbaan, al het ijzerwerk, het koperwerk van de zeepketels en leidingen, ja zelfs de koperen of bronzen ring in de bek van de trotse vogel op het dak ontsnapte niet aan de verzamelwoede van de slopers.
Zijlstra beschouwt de watertoren met de monumentale adelaar als een landmark aan de Zaan. In vroeger tijden voor bijvoorbeeld de beurtschippers die aan- en afvoeren, tegenwoordig vooral voor de pleziervaart: het is een duidelijk herkenningsteken voor de hele omgeving! De architectuurhistorische betekenis wordt extra benadrukt door het contrast met de aangrenzende moderne fabrieksinstallaties. De reusachtige adelaar op de punt van het dak van de watertoren is een creatie van Willem Alexander Dekker, directeur van de firma Jan Dekker van 1901 tot 1954. Het is door zijn vormgeving, en zijn vleugelbreedte van 6.7 meter een uniek beeldhouwwerk vervaardigd van gewapend beton. Plaatsing van een kunstwerk buiten het gebouw op een wijze zoals hier is gebeurd, is typisch voor het begin van de vorige eeuw. In die dagen werd ornamentiek gezien als iets dat ter verfraaiing werd toegevoegd. De architecten van het Nieuwe Bouwen daarentegen werden opgeleid om het gebouw zelf te laten spreken; zij zetten zich af tegen schilderachtige details zoals console-achtige uitmetselingen en ornamentele toevoegingen die de neo-stijlen van de negentiende eeuw kenmerkten: het gebouw zelf is ‘a work of art’, kunst wordt hoogstens geïntegreerd. Ornamenten hebben een dienende functie, accentueren zoals bij Berlage de constructie en verduidelijken de vorm.
Voor de firma Dekker was de adelaar niet alleen een artistieke verfraaiing, het beeldhouwwerk was tevens het beeldmerk van hun fabriek, samen met de naam ‘De Adelaar’ en ‘Zeepziederij’ uitgevoerd in wit-verglaasde tegels op de toren, geeft het deze fabriek aan de Zaan nog steeds een geheel eigen gezicht, om niet te zeggen een geheel eigen identiteit.
Loders Croklaan (toen nog onderdeel van Unilever) moest medio 1991 om financiële redenen afzien van haar voornemen de voormalige zeepziederij om te bouwen tot kantoorruimtes. De herontwikkeling werd belemmerd wegens plotseling noodzakelijke nieuwe investeringen in de productielijnen. Zijlstra kan zijn plannen met de Adelaar zoals de inrichting van een vide in de aangrenzende fabriek en een glazen dak als vervanging van de vier betonnen dakvlakken op de watertoren niet realiseren: de nieuwe eigenaren AanZet Bedrijfsfaciliteiten NV en Equites BV, verenigd in een maatschap, hadden er het geld niet voor over. Het pleziert Jan achteraf nog steeds dat deze gedurfde ingreep destijds is goedgekeurd door de Monumentencommissie van de gemeente Zaanstad.
In juli 2005 werd bekend dat het kledingconcern Vanilla hier haar hoofdkantoor zal vestigen. Dit bedrijf werkte zijn plannen verder uit met zijn eigen interieur architect.
Architect Carl Weeber sprak in een artikel over de ’terreur’ van de regelgeving. Deelt Jan Zijlstra die opvatting?
Hij is het met ons eens dat regelgeving voor een deel de creativiteit van de architect beperkt. Het is dus zaak om creatief met regelgeving om te gaan. Regelgeving is niet de enige beperkende factor, ook het pakket van eisen van de opdrachtgever, en niet in de laatste plaats het beschikbare budget. Regelgeving bepaalt bijvoorbeeld schaal en maat van een gebouw. En, -verwijzend naar De Adelaar naar aanleiding van een aan te brengen extra verdiepingsvloer-, merkt hij op, dat de opdrachtgevers kennelijk om bedrijfseconomische redenen zeer geïnteresseerd waren in het realiseren van een zo groot mogelijke netto-vloeroppervlakte.
Helaas wordt zo’n geval voorbijgegaan aan de historische waarde die juist de ‘ruimtelijkheid’ van een oud, industrieel gebouw vertegenwoordigt. Zijlstra doet de opmerkelijke uitspraak dat de kwaliteit van de opdrachtgever mede de kwaliteit van het gebouw bepaalt. De opdrachtgever kan in meerdere of mindere maten een stimulerende rol naar zijn architect vervullen en accenten leggen op economische of culturele aspecten. Als architect heb je overigens ook een dienstverlenende taak, vindt hij.